Het valt me steeds vaker op hoe gemakzuchtig de gemeente om springt met het instrument ’schriftelijke vragen’. Officieel is dit een van de zwaarste wettelijke instrumenten ( voor interpellatie-debat ) van raadsleden.  Het college is verplicht naar eer en geweten allerhande vragen af te handelen.

In praktijk is het echter vooral een middel om allerhande vragen over de schutting te gooien die naar mijn (bescheiden) mening veel beter direct aan een ambtenaar gevraagd had kunnen worden. Bijvoorbeeld vragen over een enkele camera op de Karel Doormanlaan waar men kennelijk de hoed van de rand niet weet. Als SP stellen we niet zoveel vragen op schrift omdat we in de fractie vinden dat het belangrijk én politiek moet zijn. Anders vragen we het wel tijdens de rondvraag of gewoon direct op het stadhuis.

Kennelijk wordt ook het ambtelijk apparaat ( of het college ) chagrijnig van deze ‘artikel-23′-vragen.  Of het is een sport om zo kort mogelijk en weinig informatief te antwoorden. Daarom worden vragen vaak voorzien van een ‘zo nee waarom niet? ‘ passage. Eigenlijk is dat raar en jammerlijk.

Men wordt geacht in goed vertrouwen met elkaar te werken.  Het doet de verhouding raad – college in elk geval bepaald niet goed om geen antwoord te krijgen waar je duidelijk wel naar vraagt.  Voorbeeld is de vragen over Eneco.  Een extra zin voor duidelijkheid kan er toch wel af? Ook bij vragen van andere fracties zijn de antwoorden wel vaak erg kort door de bocht.

Kortom, het veroorzaakt wat irritatie bij ons in de fractie. Wellicht leidt het tot de vraag:

Is het college van mening dat het beantwoorden van schriftelijke vragen met een enkel woord in de relatie college – raad en gezien de informatieplicht van het college contraproductief is en het ergelijke effect heeft dat raadsleden die schriftelijke vragen  stellen kennelijk verplicht tot het opnemen van evidente vervolgzinnen. Zo nee, waarom niet?

Wellicht een aardig bijgeleide van de aanvullende vragen over Eneco.