En er zijn dingen in ons die we alleen terug kunnen vinden door naar de plek terug te keren. We naderen onszelf, we reizen naar onszelf toe wanneer het monotone gedreun van de wielen ons naar een plaats voert waar we een traject van ons leven hebben afgelegd, hoe kort dat ook is geweest.
Als we voor de tweede keer het perron van het onbekende station betreden, de stemmen uit de luidsprekers horen, de typische geuren opsnuiven, dan zijn we niet alleen maar op een verre plaats aangekomen, maar ook bij het verre domein van ons eigen innerlijk, in een misschien heel ver van ons verwijderde uithoek van onszelf die, als we ergens anders zijn, geheel in het donker ligt en onzichtbaar is.
Waarom zijn we anders zo opgewonden, zo buiten onszelf, wanner de conducteur de naam van de plaats omroept, wanneer we het piepen van de remmen horen en door de plots beginnende schaduw van de stationsoverkapping worden opgeslokt?? Waarom anders is het zo’n magisch moment, een moment van grenzeloze dramatiek, wanneer de trein met een laatste ruk volledig tot stilstand komt?
Het is omdat we vanaf de eerste stappen die we op het vreemde en toch ook niet meer vreemde perron zetten, opnieuw een leven opnemen dat we hadden onderbroken en verlaten toen we destijds de eerste ruk van de vertrekkende trein voelden. Wat zou opwindender kunnen zijn dan een onderbroken leven met al zijn beloften weer op te pakken?
Uit: Pascal Mercier – Nachttrein naar Lissabon.