Terwijl ik dit verslag schrijf zit ik in een behoorlijk sterrig hotelkamertje, zo eentje waar je nog mag roken en met een kleuren-tv uit de tijd dat dat nog een noviteit was. Het uitzicht buiten komt met wat oude huizen en een dorpsstraat die zich vooral laat omschrijven als ‘ruhig’. De inkt, het papier, de drugs en zo nog wat zaken ontbreken nog maar ondertussen voelt het behoorlijk als de verwarde schrijver -zo’n ene grote- die zijn meesterwerk pent in vage dorpjes waar niemand van heeft gehoord in een vrijwel leeg en rustig plekje van het kaliber mobiele verbinding nog mwah mwah maar internet? ‘Entschulding mein herr aber dis ist ein dorf’. Deze wandelaar heeft in elk geval genoeg steenkolen meebracht om een aardig woordje mee te babbelen.
Het hotel ademt ook de sfeer uit van de jaren langgeleden in combinatie met piepjong personeel wat kennelijk de boel draaiende dient te houden met veel te veel mensen terwijl ik nog geen gast heb gezien. Ik hoop niet dat ik na een drankje aan de bar ook spontaan de neiging krijg om eens wat kinderen met een hakbijl achterna te zitten.
De weg ‘zu’ laat zich vrij makkelijk omschrijven, dus zal ik een poging doen dat enigzins lyrisch te doen. Na Rheine komt men in het Munsterlandgebied. Met haar uitgestrekte landerijen lyrische dorpjes en aangename buitenleven doet dit de gehaaste stadsmens terugdenken aan eenvoudiger tijden.